Notulen  Gemeenteraad

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de werking en organisatie van de erkende erediensten waarin aan de besturen van de erediensten bijzondere verplichtingen opgelegd worden met betrekking tot hun financieel beheer;

Gelet op het gunstig advies van de bisschop van 18 oktober 2019 betreffende de meerjarenplannen 2020-2025 van de diverse kerkfabrieken; 

Gelet op artikel 33/1 van het decreet van 7 mei 2014 waarin bepaald wordt dat het CKB afspraken kan maken met de gemeenteoverheid. Deze afspraken zijn bindend voor het CKB, het gemeentebestuur en de betrokken kerkfabrieken; 

Gelet op de afsprakennota van 19 november 2019 tussen gemeente en centraal kerkbestuur;

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 19 november 2019 waarin de afsprakennota werd goedgekeurd;

Gelet op de ingediende budgetwijziging 2022/1 van KF Leut en de ingediende budgetwijzigingen 2022/2 van KF Boorsem en Leut waardoor het totaalbedrag van de toelagen aan de kerkfabrieken het maximumbedrag van de enveloppe, zoals bepaald in de afsprakennota, niet overschrijdt;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de werking en organisatie van de erkende erediensten waarin aan de besturen van de erediensten bijzondere verplichtingen opgelegd worden met betrekking tot hun financieel beheer;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten in het Vlaamse gewest (art. 2, 46 en 47) zijn de budgetten van de kerkfabrieken onderworpen aan het advies van de bisschop;

Gelet op artikel 33/1 van het decreet van 7 mei 2014 waarin bepaald wordt dat het CKB afspraken kan maken met de gemeenteoverheid. Deze afspraken zijn bindend voor het CKB, het gemeentebestuur en de betrokken kerkfabrieken;

Gelet op het gunstig advies van de bisschop van 13 oktober 2022;

Gelet op de opmerkingen van de bisschop, vermeld in de adviezen voor elk kerkfabriek afzonderlijk;

Gelet op het feit dat de budgetten door het CKB op 14 september 2022  werden ingediend bij het gemeentebestuur, voor 1 oktober van het voorgaande boekjaar zoals voorgeschreven in het decreet van 7 mei 2004;

Gelet op artikel 49 §1  van het decreet van 7 mei 2004 waarin bepaald wordt dat de gemeenteraad het budget aan het goedgekeurde meerjarenplan kan aanpassen;

Gelet op de afsprakennota tussen gemeente en centraal kerkbestuur;

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 19 november 2019 waarin de afsprakennota werd goedgekeurd;

Gelet op de ingediende budgetten van de kerkfabrieken waarin het totaalbedrag van de toelagen het maximumbedrag van de enveloppe, zoals bepaald in de afsprakennota, niet overschrijdt;

Gelet op artikel 68 § 2 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele veiligheid;

Gelet op het KB van 19 april 2014 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de hulpverleningszones;

Gelet op de ministeriële omzendbrief van 14 augustus 2014 betreffende de gemeentelijke dotaties aan de hulpverleningszones;

Gelet op besluit nr. 57 van de prézoneraad van 12 december 2014 houdende de gemeentelijke dotatie aan Brandweerzone Oost-Limburg;

Gelet op besluit nr. 10 van de zoneraad van 13 maart 2015 over de verminderde dotatie voor de gemeenten Opglabbeek en Riemst;

Gelet op besluit nr. 21 069 van 28 mei 2021 houdende de princiepsbeslissing tot aanpassing van de meerjarenbegroting ten gevolge van de stijging van de federale dotatie;

Overwegende de intrekking van het zoneraadsbesluit van 28 mei 2021 en een herneming van de bij aanvang van de beleidsperiode overeengekomen stijging van de gemeentelijke dotaties als volgt:

Overwegende dat de totale jaarlijkse dotatie van de gemeenten van 2022, zijnde € 13.339.694,20 wordt geïndexeerd met 2%, waardoor de totale gemeentelijke dotatie in 2023 € 13.606.488,08 zal bedragen;

Overwegende dat de parameters, aantal inwoners en belastbaar KI, aangepast worden aan de actuele gegevens (situatie 1 juli 2021) die verkregen werden van de studiedienst van de Vlaamse Regering;

Overwegende dat de gemeente Maasmechelen binnen de brandweerzone een verdeelsleutel van 11,25% (afgerond) heeft en dat dit neerkomt op een dotatie in 2023 van € 1.530.234,86;

Overwegende dat de zoneraad voorziet in een korting op de financiële bijdrage voor iedere gemeente waarvan de opkomsttijd in de situatie DAG en de situatie ANW (avond-nacht-weekend) lager is dan de norm die de zoneraad vooropstelt.  Voor 2023 kan enkel de gemeente Riemst aanspraak maken op deze korting ten bedrage van € 7.751,59;

Overwegende een extra dotatie van € 45.000,00 van de Stad Genk omwille van de wachtdiensten die door de brandweerzone worden uitgevoerd tijdens de wedstrijden van KRC Genk;

Gelet op het besluit van de zoneraad van 30 september 2022 over de vaststelling van de gemeentelijke dotaties 2023;

Overwegende dat iedere gemeenteraad zijn gemeentelijke dotatie voor 2023 vóór 30 november 2022 dient goed te keuren;

Overwegende dat de gemeente uiterlijk op 1 december 2022 het federaal toezicht van Limburg in kennis dient te stellen van het akkoord met de dotatie aan de hulpverleningszone voor het jaar 2023 evenals het bedrag waarmee akkoord wordt gegaan.

• Art. 68 Wet 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, zoals gewijzigd;
• Koninklijk Besluit 19 april 2014 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de hulpverleningszones;
• Ministeriële omzendbrief van 14 augustus 2014 betreffende de gemeentelijke dotaties aan de hulpverleningszones;
• Besluit prézoneraad nr. 57 van 12 december 2014 houdende de gemeentelijke dotatie aan Brandweerzone Oost-Limburg;
• Besluit zoneraad nr. 10 van 13 maart 2015 over de verminderde dotatie voor de gemeenten Opglabbeek en Riemst;
• Besluit zoneraad nr. 21 069 van 28 mei 2021 houdende de princiepsbeslissing tot aanpassing van de meerjarenbegroting ten gevolge van de stijging van de federale dotatie;
• Besluit zonecollege van 30 september 2022 houdende het begrotingsvoorstel 2023.

Gelet op de bepalingen in het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en inzonderheid de bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen (artikel 56 en artikel 57);

Gelet op het Bestuursdecreet van 7 december 2018;

Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen;

Gelet op het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, en latere wijzigingen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen, en latere wijzigingen;

Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals vastgesteld bij besluit van 15 mei 2009 van de Vlaamse Regering houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening en latere wijzigingen (hierna afgekort als VCRO);

Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM), en latere wijzigingen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II) en zijn latere wijzigingen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties (Vlarem III);

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, en latere wijzigingen;

Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, en latere wijzigingen;

Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8 en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, en latere wijzigingen;

Gelet op art. 4.2.5 Vlaamse Codex RO dat het mogelijk maakt om via een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening vergunningsplichtige werken aan te vullen, voor meldingsplichtige handelingen een stedenbouwkundige vergunningsplicht in te voeren en voor vrijgestelde handelingen een meldingsplicht in te voeren;

Gelet op art. 4.4.1 Vlaamse Codex RO dat de mogelijkheid biedt aan de gemeenteraad om in een stedenbouwkundige verordening een lijst vast te stellen van gemeentelijke bijzondere plannen van aanleg, gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen en verkavelingsvergunningen of delen ervan waarbinnen onderhoudswerken en/of handelingen die zijn vrijgesteld van een vergunningsplichtig niet worden beschouwd als strijdig met de voorschriften, voor zover het telkens om hoofdzakelijk vergunde constructies gaat;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering d.d. 16 juli 2010 en zijn latere wijzigingen, tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, hierna het Vrijstellingenbesluit genoemd;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering d.d. 16 juli 2010 en zijn latere wijzigingen betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, hierna het Meldingsbesluit genoemd;

Gelet op het gegeven dat bovenstaande besluiten bepaalde handelingen vrijstelt van een stedenbouwkundig vergunningsplicht of afhankelijk maakt van een voorafgaandelijke melding;

Gelet op het gegeven dat sommige van deze handelingen wel degelijk een stedenbouwkundige impact hebben op de onmiddellijke omgeving;

Gelet op de taak van het college om te oordelen over de goede plaatselijke ordening met het oog op het algemeen belang; 

Gelet op het gegeven dat een voorafgaande beoordeling de enige manier is om op dwingende wijze en tijdig de goede plaatselijke ordening te organiseren;

Gelet op de mogelijkheid van de gemeente om lokale voorschriften in te voeren die bepaalde handelingen weer meldingsplichtig of vergunningsplichtig maken;

Gelet op de definitieve vaststelling van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht´ door de gemeenteraad van Maasmechelen op 25 januari 2011;

Gelet op de aanname en goedkeuring van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht´ door de Bestendige Deputatie bij besluit van 16 maart 2011;

Overwegende dat de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht´ van 25 januari 2011 geldt voor alle stedenbouwkundige handelingen;

Overwegende de aanpassingen van de VCRO, met name artikel 4.1.1, 18°; 4.2.4; 4.4.1, §2, 2°; 4.4.12 t.e.m. 4.4.15; 4.4.21, 4° van 16 augustus 2021 en overwegende dat met deze aanpassingen het zorgwonen als functie in de VCRO werd verankerd als een stedenbouwkundige handeling;

Overwegende dat met de recente wijzigingen in de VCRO, met name de wijzigingen van de VCRO artikel 4.1.1, 18°; 4.2.4; 4.4.1, §2, 2°; 4.4.12 t.e.m. 4.4.15; 4.4.21, 4° dat het inrichten van zorgwonen in basis een vergunningsplichtige handeling is geworden, waarbij onder specifieke voorwaarden de meldingsplicht kan volstaan;

Overwegende dat het zorgwonen in basis op te delen is in 6 typologieën:

1. Zorgwonen in een bestaande en vergunde woning, waarbij geen verbouwingswerken worden uitgevoerd waarvoor de meldings- of vergunningsplicht geldt; 
2. Zorgwonen in een bestaand en vergund bijgebouw bij een woning, waarbij geen verbouwingswerken worden uitgevoerd waarvoor de meldings- of vergunningsplicht geldt; 
3. Zorgwonen in een verplaatsbare woonunit, voor een periode van maximaal 3 jaar met de mogelijkheid voor een eenmalige verlenging;
4. Zorgwonen in een verplaatsbare woonunit, voor een periode langer dan 3 jaar;
5. Zorgwonen in een bestaande en vergunde woning of bijgebouw, waarbij er verbouwingswerken worden uitgevoerd waarvoor de meldings- of vergunningsplicht geldt;
6. Zorgwonen in een bestaande en vergund bijgebouw bij een woning, waarbij er verbouwingswerken worden uitgevoerd waarvoor de meldings- of vergunningsplicht geldt;

Overwegende de praktijkervaring opgedaan in het recente verleden via de nauwe samenwerking tussen OCMW Maasmechelen en de gemeente Maasmechelen rond zorgwonen;

Overwegende de typologieën 4, 5 en 6 van zorgwonen;

Overwegende dat volgens de VCRO voor de typologieën 4, 5 en 6 altijd de vergunningsplicht geldt en dat voor deze aanvragen een melding nooit zal kunnen volstaan;

Overwegende dat deze vormen van zorgwonen in basis zullen worden aangevraagd als de zorg niet dringend is en deze vraag naar zorgwonen niet voorzien is op tijdelijkheid;

Overwegende dat dit in basis dus aanvraagdossiers zal betreffen die worden aangevraagd voor een permanentere vorm van zorgwonen, waarbij de kosten voor het aanstellen van een architect en de lange doorlooptijd (4 of 6 maanden zonder beroepsprocedures) voor het verkrijgen van een vergunning geen probleem vormen;

Overwegende de praktijkervaring opgedaan in het recente verleden via de nauwe samenwerking tussen OCMW Maasmechelen en de gemeente Maasmechelen rond zorgwonen;

Overwegende de typologieën 1, 2en 3 van zorgwonen;

Overwegende dat volgens de VCRO voor de typologieën 1,2 en 3 (onder specifieke voorwaarden) de meldingsplicht kan gelden;

Overwegende dat in Maasmechelen de meldingsplicht voor stedenbouwkundige handelingen werd uitgesloten en dat hiervoor ook de vergunningsplicht geldt;

Overwegende dat deze vormen van zorgwonen in de praktijk aangevraagd worden vanuit een acute noodzaak met veelal eerder een tijdelijk karakter en beperkte financiële mogelijkheden;

Overwegende dat de vraag voor deze vorm van zorgwonen dus in feite ontstaat vanuit noodzaak en niet vanuit wenselijkheid;

Overwegende dat voor dergelijke aanvragen de doorlooptijd van een vergunningsaanvraag vaak problematisch is, net als de kosten voor het aanstellen van een architect voor het opstellen van een uitgebreid dossier;

Overwegende dat de termijn voor de aktename van een Melding van stedenbouwkundige handelingen werd vastgelegd op 30 dagen;

Overwegende dat binnen dit kader het aangewezen lijkt om voor deze nieuwe stedenbouwkundige handeling rond het zorgwonen de Vlaamse regelgeving te volgen en voor het zorgwonen de meldingsplicht niet volledig uit te sluiten.

Overwegende de bekrachtiging van het college van burgemeester en schepenen van 22 april 2022 voor het besluit `Gem. stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht´ - Vraag voor aanpassing vanwege nieuwe stedenbouwkundige handeling: Zorgwonen´;

Overwegende dat er een conceptontwerp van een nieuwe gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022´ werd opgemaakt, waarin het zorgwonen werd opgenomen, die de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht´ van 25 januari 2011 zal gaan vervangen;

Overwegende dat er een MER-screening werd uitgevoerd, met als doel om een ontheffing van de MER-plicht te verkrijgen voor voorliggende verordening; 

Overwegende de ontheffingsaanvraag voor voorliggende verordening samen met de bijbehorende MER-screening aan de dienst-MER, waarbij de verordening ook ter advies werd voorgelegd aan het departement Omgeving en de provincie Limburg;

Overwegende de ontheffing van de MER-plicht, afgegeven door de dienst-MER op 23 augustus 2022;

Overwegende dat het Departement Omgeving, vanwege de beperkte aanpassing, heeft beslist geen advies te geven en dat het Departement Omgeving de gemeente Maasmechelen hierover heeft bericht op 2 augustus  2022:

Wij hebben de documenten goed ontvangen. De voorgestelde aanpassing lijkt ons zeer beperkt en ruimtelijk verantwoordbaar. Er zal geen advies worden uitgebracht.

Overwegende het advies van de Provincie Limburg van 14 juli 2022:

Op 5 juli 2022 heeft het provinciebestuur het voorontwerp van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening betreffende "Melding wordt vergunningspficht_2022" voor het grondgebied van de gemeente Maasmechelen ontvangen.

Conform art. 2.3.2 52 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan een advies worden uitgebracht aan het college van burgemeester en schepenen, over de onverenigbaarheid met opties en beleidskaders uit beleidsplannen, de strijdigheid met provinciale of gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen, de strijdigheid met artikel 2.3.1 en 4.2.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, de strijdigheid met direct werkende normen binnen andere beleidsvelden dan ruimtelijke ordening of de niet-naleving van een substantiële vormvereiste.

1. Verenigbaarheid met de beleidsplannen:
2. Verenigbaarheid met een (ontwerp) gewestelijke of provinciale stedenbouwkundige ruimtelijke verordening:
3. Strijdigheid met artikel 2.3.1 of 4.2.5 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening:
4. Verenigbaarheid met direct werkende normen binnen andere beleidsvelden dan de ruimtelijke ordening Naleving van substantiële vormvereisten:
   • Uit het besluit blijkt dat de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening "Meldingsplicht wordt vergunningsplicht" (25 januari 2011) wordt vervangen door voorliggende stedenbouwkundige verordening. Dit moet ook zo blijken uit de toelichting en de argumentatie en consequent meegenomen worden in de opbouw van de argumentatie. Een voorbeeld van deze onduidelijkheid is de eerste alinea van de toelichting "…betreft een aangepaste versie…"
5. Overige aandachtspunten:
   • Voorliggende verordening wijzigt de bestaande verordening niet, maar vervangt ze. Hierom is het overbodig om de procedurestappen van de "oude" verordening op te nemen. De definitieve vaststelling door de gemeenteraad en de goedkeuring door de bestendige deputatie zijn feiten en kunnen dus best worden aangezet met "gelet op" en best boven de overwegingen worden geplaatst.
   • "Overwegende de praktijkervaring opgedaan ..." wordt herhaald in de argumentatie.

1. Conclusie:
   • Het voorontwerp van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening betreffende "Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022" voor het grondgebied van de gemeente Maasmechelen wordt voorwaardelijk gunstig geadviseerd mits rekening wordt gehouden met bovenstaande opmerkingen.

Overwegende de aanpassingen van het conceptontwerp van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022´ op basis van de opmerkingen in het advies van de provincie Limburg;

Overwegende de definitieve ontwerptekst van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022´; 

Overwegende het gunstig advies van de GECORO van 19 september 2022:

Agendapunt 3: De nieuwe gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022

Presentatie:

Momenteel is er in de gemeente Maasmechelen de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Meldingsplicht wordt vergunningsplicht van toepassing. Deze verordening zorgt ervoor dat voor alle stedenbouwkundige handelingen waarvoor de meldingsplicht geldt tocht de vergunningsplicht geldt. De melding werd dus voor stedenbouwkundige handelingen uitgesloten.

Met de aangepaste wetgeving rond zorgwonen werd het zorgwonen werkelijk een stedenbouwkundige functie/ handeling, die stedenbouwkundig aangevraagd en opgezegd dient te worden. Een drietal vormen van zorgwonen zijn in de Vlaamse wetgeving (onder voorwaarden) meldingsplichtig geworden en ook het afmelden van zorgwonen is meldingsplichtig geworden. Het betreft de volgende vormen van zorgwonen:

• Zorgwonen in een bestaande en vergunde woning, waarbij geen verbouwingswerken worden uitgevoerd waarvoor de meldings- of vergunningsplicht geldt; 
• Zorgwonen in een bestaande en vergund bijgebouw bij een woning, waarbij geen verbouwingswerken worden uitgevoerd waarvoor de meldings- of vergunningsplicht geldt; 
• Zorgwonen in een verplaatsbare woonunit, voor een periode van 3 jaar;
• Afmelden van zorgwonen

Door de geldende verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht´ vallen deze categorie van aanvragen in Maasmechelen onder de vergunningsplicht.

Het is van belang om te beseffen dat deze vormen van zorgwonen in Maasmechelen veelal aangevraagd worden vanuit een acute noodzaak met een tijdelijk karakter. De vraag voor zorgwonen ontstaat in feite vanuit noodzaak en niet vanuit wenselijkheid. Voor dergelijke aanvragen is de doorlooptijd van een vergunningsaanvraag vaak problematisch, net als de kosten voor het aanstellen van een architect voor het opstellen van een uitgebreid dossier.

Binnen dit kader lijkt het aangewezen om voor deze nieuwe stedenbouwkundige handeling rond het zorgwonen de Vlaamse regelgeving te volgen en voor het zorgwonen de meldingsplicht niet uit te sluiten. Om dit mogelijk te maken werd er een nieuwe verordening opgesteld die de oude verordening zal vervangen. 

De nieuwe ontwerpverordening werd ter advies voorgelegd aan het Departement Omgeving en de provincie Limburg. Er werd een ontheffing van de MER-plicht aangevraagd en verkregen. Momenteel loopt het openbaar onderzoek. Binnen dit kader wordt nu ook advies gevraagd aan de GECORO.

Na definitieve goedkeuring van voorliggende verordening zal de gemeentelijke stedelijke verordening Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022 de oude en momenteel nog geldende verordening Meldingsplicht wordt vergunningsplicht vervangen.

De verordening werd op voorhand beschikbaar gesteld aan de leden van de GECORO.

Beraadslaging:

De GECORO vindt de aanpassingen in de nieuwe verordening Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022 ten opzichte van de bestaande en geldende verordening een logische aanpassing, die past bij een lokale overheid die ten dienste moet staan van haar burgers.

Wanneer zorgwonen dringend ingericht moet kunnen worden is de doorlooptijd van een vergunningsprocedure te lang en kostelijk (aanstellen architect/ opstellen dossier), zeker omdat de ruimtelijke impact van de betreffende types van zorgwonen op de lokale omgeving zeer beperkt is of maar zeer tijdelijk (3 jaar) van aard is.

Dat voor het opheffen van zorgwonen ook de melding gebruikt kan worden is binnen dit kader ook vanzelfsprekend.

Advies: gunstig

De GECORO geeft een gunstig advies voor de gemeentelijke stedelijke verordening Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022.

Overwegende de organisatie van het openbaar onderzoek van 15 september 2022 tot en 15 oktober 2022;

Overwegende dat er geen bezwaarschriften of opmerkingen werden ingediend;

Overwegende de definitieve inhoud van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022´;

Overwegende dat de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht_2022´ na publicatie van de goedkeuring in het staatsblad de oude gemeentelijke stedenbouwkundige verordening `Meldingsplicht wordt vergunningsplicht´ van 25 januari 2011 in zijn geheel zal vervangen;

Overwegende het totstandkomen van een nieuw GAS-reglement in het kader van een actualisering en het zich voordoen van nieuwe mogelijkheden;

Overwegende op de overlegmomenten en de vele andere overlegvormen die hieromtrent hebben plaatsgevonden tussen beide gemeentebesturen en met de politiezone, met een aantal gemeentelijke diensten, de verantwoordelijke politici, de leden van GIEC en met het ARIEC;

Overwegende de vraag vanuit de politiezone om in beide gemeenten van de politiezone eenzelfde reglement te bekomen;

Overwegende het voorstel tot GAS-reglement, zoals in bijlage toegevoegd;

Overwegende de principiële goedkeuring van het reglement op het College van Maasmechelen dd. 26 augustus 2022 en op het College van Lanaken dd. 22 september 2022;

Overwegende op het positief advies vanwege de gemeentelijke jeugdraad dd. 30 september 2022;

Overwegende de goedkeuring op het politiecollege dd. 5 oktober 2022;

Overwegende het positief advies vanwege de politieraad dd. 18 oktober 2022;

Overwegende de agendering op de gemeenteraad door het College dd. 18 november 2022;

Ingevolge het Verzameldecreet van 7 oktober 2020 met aanpassing van de Wegverkeerswet van 16 maart 1968 waarbij artikel 29 quater wed ingevoerd, kunnen lokale besturen sedert 1 januari 2020 gemeentelijke administratieve sancties (GAS), meer bepaald GAS - boetes invoeren voor beperkte snelheidsovertredingen;

Overwegende dat de inbreuken aan vijf cumulatieve voorwaarden moeten voldoen opdat ze afgehandeld kunnen worden via GAS, met name:

    -de overtreding vindt plaats op wegen waar 30 km/u of 50km/u de maximaal toegelaten snelheid is (ongeacht wie de wegbeheerder is)

    -de overtreding mag maximaal 20 km/u te veel bedragen (na correctie met de technische tolerantiemarge)

    -het betreft een snelheidsovertreding vastgesteld volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 62 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, met         uitzondering van het zesde en achtste lid, met automatisch werkende onbemande toestellen, die volledig worden gefinancierd door de lokale overheid;

    -de snelheidsovertreding wordt begaan door een meerderjarige natuurlijke persoon of door een rechtspersoon;

    -het betreft een snelheidsovertreding waarbij niet gelijktijdig een andere overtreding wordt vastgesteld;

Overwegende dat de gemeente Maasmechelen ervoor kiest om deze beperkte snelheidsovertredingen in de toekomst af te handelen via GAS 5;

Overwegende dat met het invoeren van trajectcontroles en de handhaving via GAS 5 de gemeente de verkeersveiligheid aanzienlijk wil verbeteren;

Dat snelheidsovertredingen in het verkeer immers een groot veiligheidsprobleem vormen en de politie niet altijd bij machte is om op een structurele manier snelheidscontroles te organiseren; alsook de Parketten niet bij machte zijn om de grote instroom aan overtredingen te verwerken;

Dat deze trajectcontroles een onderdeel zijn van een globaal verkeersveiligheidsplan;

Dat het doel breder is dan enkel handhaving, omdat er wordt getracht om een gedragsverandering te bereiken, zodat weggebruikers hun snelheid aanpassen tot de maximum toegelaten snelheid en bijgevolg de verkeersveiligheid wordt vergroot;

Dat ook preventief zal opgetreden worden waarbij de weggebruikers via communicatie zullen gesensibiliseerd worden aangaande trajectcontroles met oog op de verkeersveiligheid;

Overwegende dat de gemeente Maasmechelen reeds de nodige stappen ondernam tot implementatie van de trajectcontroles, met name uitgebreid overleg met de politie en een concessieovereenkomst aanging met een externe partner, alsook hiervoor een indicatieve tijdslijn vooropstelde;

Dat bij gemeenteraadsbeslissing van 28 juni 2022 de concessieovereenkomst met de firma TM TaaS (Trajectcontrole as a Service) werd goedgekeurd en de bevoegdheid tot het selecteren van de trajecten aan het college van burgemeester en schepenen werd gedelegeerd;

Dat bij de besluiten van het college van burgemeester en schepenen van 2 en 16 september 2022 de trajecten voor de eerste fase werden geselecteerd;

Overwegende dat de procedure die gevolgd moet worden om een gemeentelijke administratieve geldboete op te leggen naar aanleiding van een GAS 5 - overtreding verschilt van de klassieke GAS - procedure waardoor een politieverordening betreffende beperkte snelheidsovertredingen moet goedgekeurd worden;

Dat aangaande de politieverordening betreffende de beperkte snelheidsovertredingen, op 5 oktober 2022 het advies van het politiecollege werd gevraagd en op 18 oktober 2022 dat van de Politieraad, dewelke beiden positief waren;

Dat op 18 november 2022 het college van burgemeester en schepenen de politieverordening betreffende de beperkte snelheidsovertreding principieel goedkeurde;

Dat thans de goedkeuring van de gemeenteraad wordt gevraagd waarbij de voormelde politieverordening met inwerkingtreding op 1 januari 2023;

Gelet op de wet van 16 maart 1968 inzake de politie over het wegverkeer, zoals gewijzigd;

Gelet op het Verzameldecreet van 7 oktober 2020;

Gelet op artikel 29 quater van de wet van 16 maart 1968 inzake de politie over het wegverkeer;

Gelet op de Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988, en meer in het bijzonder de artikelen 119 en 135 §2;

Gelet op de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de kwalificatie - en onafhankelijkheidsvoorwaarden van de ambtenaar belast met de oplegging van de administratieve geldboete en tot inning van de boetes in uitvoering van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties;

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017;

Gelet op de artikelen 10 § 1 en 41 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 inzake de bevoegdheden van de gemeenteraad;

Gelet op artikel 173 van de Grondwet;

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen;

Gelet op de bepalingen van het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

Gelet op artikel 30 §2 van de wet op het politieambt van 5 augustus 1992;

Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit van 15 februari 2019;

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2020 houdende goedkeuring "politieverordening overlastfenomenen sanctioneerbaar met gemeentelijke administratieve sancties";

Overwegende dat in tegenstelling tot het initiële doel, lachgas soms ook recreatief gebruikt wordt met als doel het opwekken van een roeseffect (oneigenlijk gebruik van lachgas);

Overwegende dat aan het oneigenlijk gebruik/inhaleren van lachgas tal van ernstige risico's zijn verbonden, vooral als men het frequent gebruikt, grote hoeveelheden inhaleert of het op een onveilige manier gebruikt;

Overwegende dat het oneigenlijk gebruik van lachgas onder meer kan leiden tot misselijkheid, bewustzijnsverlies, neurologische aandoeningen, hart- en vaatziekten en zelfs de dood;

Overwegende de ontvlambaarheid van lachgas, waardoor onoordeelkundig gebruik kan leiden tot ernstige brandwonden;

Overwegende dat het gebruik van lachgas wanneer men zich begeeft in het verkeer of op de openbare weg niet alleen de veiligheid van de gebruiker zelf maar ook de veiligheid van de andere weggebruikers ernstig in het gedrang brengt;

Overwegende dat het gebruik van lachgas derhalve een ernstig gevaar betekent voor de openbare veiligheid en gezondheid van personen;

Overwegende dat het oneigenlijk gebruik van lachgas overlast kan veroorzaken;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is dat in een aantal gevallen de lachgasflessen/-capsules bestuurlijk in beslag worden genomen als preventieve maatregel;

Overwegende dat overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in de permanente onderrichting van de politiezone LaMa bij vaststellingen inzake het illegaal verhandelen of het in bezit zijn van lachgas met het oog op het gebruik ervan als roesmiddel, de recipiënten met lachgas bestuurlijk in beslag worden genomen;

Overwegende dat tot de vernietiging moet worden besloten door de burgemeester als bevoegde overheid van bestuurlijke politie, tevens verantwoordelijk voor het nemen van alle dringende en noodzakelijke maatregelen om de openbare veiligheid en gezondheid van de bezoekers en inwoners van Maasmechelen op een adequate manier te vrijwaren;

Overwegende de ernstige veiligheidsrisico's ten gevolge van het oneigenlijk gebruik van lachgas waardoor de vernietiging van de recipiënten met lachgas de enige mogelijkheid is om te verhinderen dat de houder, bezitter of eigenaar deze stoffen opnieuw in zijn bezit zou krijgen en alsnog zou verhandelen en/of gebruiken met het oog op het opwekken van een roeseffect;

Overwegende dat dit besluit erop gericht is de openbare veiligheid van iedereen in Maasmechelen op een zo effectief en evenwichtig mogelijke wijze te verzekeren;

Overwegende dat lachgas (distikstofmonoxide) een gevaarlijk broeikasgas is en volgens VLAREM II geclassificeerd is onder gevaarlijke oxiderende gassen zijn er specifieke voorwaarden verbonden aan de opslag, het transport en de vernietiging van de recipiënten en de inhoud;

Overwegende dat enkel erkende afvalverwerkers kunnen overgaan tot de vernietiging van de recipiënten en de inhoud;

Overwegende dat de gemeente Maasmechelen hiertoe een overeenkomst met de firma SGS EWACS NV heeft afgesloten;

Overwegende dat de gemeente de vernietigingskosten van de lachgasflessen/-capsules en de inhoud door middel van de controlled lease methode aan de erkende verwerker betaalt;

Overwegende dat, om deze kosten die door bestuurlijke maatregel gegenereerd worden, te kunnen recupereren, deze opgenomen dienen te worden in een retributiereglement.;

Overwegende dat de kosten die een bestuurlijke inbeslagname met zich meebrengt, dienen doorgerekend te worden aan de oneigenlijke gebruiker van het lachgas. Het is immers door de het oneigenlijk lachgasgebruik en het gevaar dat dit voor de gemeenschap vormt  dat deze kosten gemaakt dienen te worden;

Overwegende dat de retributie uit twee delen bestaat: enerzijds wordt er een forfaitaire kost aangerekend voor het ophalen van de lachgasflessen/-capsules en anderzijds zijn er de kosten voor de milieuconforme vernietiging van de lachgasflessen/-capsules en de inhoud;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente en de noodzaak om het budget in evenwicht te houden;

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en latere wijzingen;

Gelet op de beslissing van de gemeenteraad d.d. 15 december 2020 betreffende de terugbetaling door de gemeente  van (een deel) van de onroerende voorheffing die een sportclub betaalt;

Overwegende dat dit reglement dient uitgebreid te worden,  zodat culturele verenigingen die eveneens aan volgende voorwaarden voldoen ook aanspraak kunnen maken op de terugbetaling van (een deel) van de onroerende voorheffing die zij betalen: 

• De vereniging heeft met eigen middelen, al dan niet gefinancierd met een gemeentelijke investeringssubsidie en al dan niet via een daartoe opgerichte rechtspersoon, onroerende goederen gebouwd;  
• Deze onroerende goederen zijn opgericht op grond van een aan hen toegekend zakelijk en/of persoonlijk recht;  
• Deze onroerende goederen worden gebruikt voor de werking van de club;  
• Deze onroerende goederen worden door recht van natrekking eigendom "om niet" van de gemeente bij afloop van het zakelijk en/of persoonlijk recht;

Gelet op artikel 173 van de Grondwet;

Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen;

Gelet op de bepalingen van het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;

Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit van 15 februari 2019;

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 17 december 2019 houdende goedkeuring "politieverordening overlastfenomenen sanctioneerbaar met gemeentelijke administratieve sancties";

Gelet op de Wet van 14 augustus 1986 over de bescherming en het welzijn van dieren, en de latere wijzigingen;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 25 april 2014 betreffende de identificatie en registratie van honden, en de wijzigingen bij Ministerieel Besluit van 25 april 2014, en de latere wijzigingen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de identificatie, registratie en sterilisatie van katten, en de latere wijzigingen;

Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 19 februari 2013 houdende samenwerkingsovereenkomst met de gemeente Lanaken waarbij de gemeente Lanaken het luik van de dierenvanger voor haar rekening neemt;

Gelet op de overeenkomst in het kader van het provinciaal opvangplan ronddolende dieren tussen de gemeente Maasmechelen, vzw Dieren in Nood en de provincie Limburg, zoals goedgekeurd door het schepencollege van 14 februari 2020;

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 29 november 2022 houdende aanvulling van het provinciaal opvangplan ronddolende dieren tussen de gemeente Maasmechelen, vzw Dieren in Nood en de provincie Limburg van 14 februari 2020;

Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2020 houdende goedkeuring retributie voor opvang, verzorgen en bewaring van loslopende, rondzwervende, verwaarloosde en inbeslaggenomen dieren;

Overwegende dat loslopende, rondzwervende en verwaarloosde dieren de openbare veiligheid in het gedrang kunnen brengen en sowieso als een overlast beschouwd worden; Overwegende dat volgens artikel 9 van voornoemde wet inzake dierenwelzijn de gemeente de plicht heeft om zwervende, verloren of achtergelaten dieren op te vangen, te verzorgen en er een onderkomen voor te zoeken;

Overwegende dat volgens datzelfde artikel van de wet de eigenaar van een zwervend, verloren of achtergelaten dier, vergoeding verschuldigd is voor de kosten van opname, verzorging en oppas, ongeacht of de eigenaar het dier al dan niet terugeist;

Gelet op de financiële toestand van de gemeente en de noodzaak om het budget in evenwicht te houden;

Overwegende dat het subsidiereglement jeugdwerk in Maasmechelen 2020 – 2022, goedgekeurd door de gemeenteraad d.d. 11 februari 2020, op 1 januari 2023 afliep;

Gelet op de opmerking van de AV van de jeugdraad d.d. 30 september 2022 dat het subsidiereglement jeugdwerk in Maasmechelen 2020 - 2022 nog steeds representatief is voor het huidige jeugdwerk in Maasmechelen en daarom kan overgenomen worden voor het subsidiereglement jeugdwerk in Maasmechelen 2023 - 2025;

Gelet op het advies van de jeugdraad d.d. 16 oktober 2022.