Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, en latere wijzigingen;
Gelet op het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 15 december 2020 betreffende het belastingreglement op masten en pylonen, aanslagjaren 2021-2025;
Gelet op de gecoördineerde omzendbrief dd. 10 juni 2011 inzake onderrichtingen over gemeentefiscaliteit vanwege het Agentschap voor Binnenlands Bestuur;
Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit van 15 februari 2019;
Gelet op het feit dat de aanwezigheid van masten en pylonen op het grondgebied van de gemeente een ernstige vorm van visuele vervuiling betekent wegens het doorbreken van de vrije open ruimte en zij derhalve hinder meebrengen voor de plaatselijke gemeenschap, waardoor een compensatie voor de plaatselijke gemeenschap rechtmatig is;
Overwegende dat de aanwezigheid van masten en pylonen op het grondgebied van de gemeente een substantiële invloed heeft op de aantrekkingskracht van de gemeente Maasmechelen als woonomgeving en toeristische bestemming;
Overwegende dat een belasting op masten en pylonen bovendien een stimulans kan zijn om deze te beperken, wat noodzakelijk is voor de vrijwaring van de goede ruimtelijke ordening en de landschappelijke kwaliteit van de gemeente Maasmechelen;
Overwegende dat de bedragen redelijk zijn, en gelet op de financiële behoeften van de gemeente Maasmechelen, aldus verantwoord zijn;
Overwegende dat in overeenstemming met de omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit van 15 februari 2019 een vrijstelling wordt voorzien voor constructies voor openbare hulpverlening- en veiligheidsdiensten (RvS 16 juni 2015, nr. 231.593);
Overwegende dat het landschapsverstorend karakter van masten en pylonen die dienen voor louter recreatief gebruik en voor openbare hulpverlenings- en veiligheidsdiensten die primaire overheidstaken uitoefenen, voldoende gecompenseerd wordt door het maatschappelijk belang zodat hiervoor vrijstelling verleend kan worden;
Overwegende dat het verantwoord is om vrijstelling te voorzien voor constructies louter voor recreatief gebruik, gezien het niet-bedrijfsmatig oogmerk en karakter van de constructie, waarbij hobby en amateur met betrekking tot het gebruik van de mast of pyloon centraal staan, en de constructie niet voor lucratieve doeleinden is bestemd;
Overwegende dat deze constructies voor recreatief gebruik duidelijk te onderscheiden zijn van de constructies van andere commerciële ondernemingen, gezien de afwezigheid van een bedrijfsmatig aspect, waardoor de bijdragecapaciteit voor eigenaren van constructies bestemd voor hobby en amateur niet vergelijkbaar is met de andere commerciële ondernemingen die wel onder het toepassingsgebied van het belastingreglement vallen;
Overwegende dat in overeenstemming met de omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de gemeentefiscaliteit van 15 februari 2019 een vrijstelling wordt voorzien voor constructies voor het produceren van groene stroom gezien de differentiaties ter aanmoediging van de productie van groene stroom een objectief en redelijk criterium uitmaken die het landschap verstorende karakter van de masten en pylonen compenseren. (RvS 14 januari 2014, nr. 226.034; RvS 16 juni 2015, nr. 231.539);
Overwegende dat in overeenstemming met de omzendbrief van 10 juni 2011 houdende de onderrichtingen over gemeentefiscaliteit een vrijstelling wordt voorzien voor windmolens omdat een belasting op windmolens in strijd is met het Vlaamse Elektriciteitsdecreet en de diverse Europese Richtlijnen die bepalen dat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen moet worden bevorderd en dat hierover het landschap verstorend element ruimschoots gecompenseerd wordt door het milieuvriendelijk aspect hiervan;
Overwegende dat de gemeente door geen belasting op de productie van groene stroom en andere verticale constructies te heffen een bijdrage wil leveren aan het stimuleren van de productie van groene stroom, hetgeen kadert in de zgn. ‘groene fiscaliteit’;
Gelet op het Decreet houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid van 8 mei 2009 en de Europese Richtlijn 2009/28/EG van het Europese Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Er wordt voor de aanslagjaren 2022 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de masten en pylonen met een hoogte van minimaal 15 meter boven het maaiveld die zich op 1 januari van het aanslagjaar op het grondgebied van de gemeente bevinden.
Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder:
Zijn van de belasting vrijgesteld:
De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de mast en/of pyloon op 1 januari van het aanslagjaar.
De belasting wordt vastgesteld als volgt: 3000,00 euro per jaar per mast en/of pyloon.
De belasting is ondeelbaar en voor het hele jaar verschuldigd. Er wordt geen vermindering of terugbetaling van de belasting toegestaan als de mast of de pyloon in de loop van het aanslagjaar wordt weggenomen.
Elke belastingplichtige moet uiterlijk op 1 maart van het aanslagjaar per vestiging afzonderlijk aangifte doen op een aangifteformulier dat het gemeentebestuur ter beschikking stelt. Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. De correct ingevulde, gedag- en genaamtekende aangifte(n) moet(en) binnen de hiervoor gestelde termijn toekomen bij het gemeentebestuur - dienst belastingen.
Een aangifteformulier kan worden ingediend binnen de in § 1, eerste lid vermelde termijn via één van de volgende kanalen:
Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 7 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, kan de belasting ambtshalve worden belast conform artikel 7 van het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.
In geval van ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van de gegevens waarover de belastingheffende overheid beschikt.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Op de ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging worden toegepast van 20% van de verschuldigde belasting bij een eerste overtreding.
Bij de volgende overtredingen zal een verhoging van 50% of 100% worden toegepast bij respectievelijk een tweede of derde overtreding. Vanaf de vierde overtreding zal de belastingverhoging 200% bedragen.
Voor de vaststelling van het toe te passen percentage van de belastingverhoging worden de vorige overtredingen niet in aanmerking genomen, wanneer geen overtredingen werden vastgesteld voor de laatste twee opeenvolgende aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarin de nieuwe overtreding wordt vastgesteld. Een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren herstelt aldus de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige.
Het bedrag van deze verhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.
De belastingplichtige is gehouden elke wijziging in het aantal masten en/of pylonen waarvan hij eigenaar is geworden tijdens het aanslagjaar van onderhavig reglement, op eigen initiatief aan het gemeentebestuur bekend te maken binnen de maand na de wijziging.
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar wordt verklaard door het college van burgemeester en schepenen ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Bij niet-betaling geschiedt de invordering der belastingen overeenkomstig de bepalingen van het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie-en gemeentebelastingen, gewijzigd bij Decreten van 28 mei 2010 en 17 februari 2012.
Op grond van het Decreet van 30 mei 2008 en volgens de daar beschreven voorwaarden kan tegen deze belasting een bezwaar ingediend worden bij het college van burgemeester en schepenen dat handelt als administratieve overheid. Er wordt niet voorzien in het indienen van bezwaarschriften via een duurzame drager.
Behoudens latere wijzigingen bepaalt het Decreet dat het bezwaar schriftelijk en gemotiveerd moet worden ingediend, en op straffe van verval binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Het wordt gedagtekend en ondertekend door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger en vermeldt de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige, alsook het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten of middelen.
Het college van burgemeester en schepenen stuurt binnen 15 kalenderdagen na verzending of indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding. Deze ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden verstuurd.
Indien de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger dat in zijn bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting.
De belastingplichtigen kunnen de verbetering aanvragen van materiële vergissingen zoals dubbele aanslag, rekenfouten, enz., zolang de gemeenterekening van het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft, nog niet werd goedgekeurd.
De vestiging en de invordering van de belasting, alsook de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 en 287 van het Decreet Lokaal Bestuur.
Het belastingreglement op masten en pylonen, aanslagjaren 2021-2025 zoals goedgekeurd door de gemeenteraad d.d. 15 december 2020 wordt opgeheven vanaf aanslagjaar 2022.
Dit reglement op masten en pylonen, aanslagjaren 2022-2025 vervangt vanaf aanslagjaar 2022 het voorgaande belastingreglement zoals goedgekeurd door de gemeenteraad d.d. 15 december 2020 betreffende het belastingreglement op masten en pylonen, aanslagjaren 2021-2025.